Bergstammen

RONDREIS VIENTIANE – LUANG PRABANG

Een van de mogelijkheden om kennis te maken met de etnische groepen in Laos is een bezoek te brengen aan het Khmu-dorp Ban Longlao Nung voordat je naar het nabijgelegen Hmong-dorp Ban Longlao Song gaat. Je zult de levensstijl van deze twee cultureel zeer verschillende minderheidsgroepen kunnen observeren en zien hoe ze ondanks hun verschillen erin slagen om dagelijks samen te werken en zelfs dezelfde school te delen.

LUANG PRABANG – BAN LONGLAO NUNG – BAN LONGLAO SONG

5 NOVEMBER 2005

Om 6:30 uur zijn we al op, laatste spullen in de koffers en na ons ontbijt checken we uit. We starten al vroeg met ons programma voor die dag, het is onze laatste dag in Luang Prabang. Vanavond vliegen we terug naar de hoofdstad Vientiane. Als we naar het voormalige Koninklijk Paleis rijden komen we al een aantal monniken tegen die hun bedelgang erop hebben zitten.
Het Koninklijk Paleis is tussen 1904 en 1909 gebouwd door de Fransen. De laatste koning van Laos heeft hier tot 1959 gewoond. Na de revolutie van 1975 is het paleis omgevormd tot museum. Je kunt alle vertrekken bezichtigen zoals de entreehal, de receptiekamer, privé-vertrekken en de troonhal….. alleen is het verboden om foto’s te maken. Wel, vooral bij de troonzaal sta je met open mond je te vergapen aan de rijkdom en luxe. De koninklijke familie is indertijd gevangen gezet in een grot. De koning, koningin en hun dochter zijn een hongerdood gestorven maar de kroonprins zou zijn gevlucht en in Frankrijk wonen.
Rechts voor het paleis is men druk bezig met de restauratie van een koninklijke tempel. We tellen 17 ’torentjes’ op het dak! Bij de ingang leiden naga’s je naar binnen. Het is binnen bijna klaar maar wat je nu al ziet is overweldigend, een rood met verguld interieur. Opvallend is dat de nieuwe tempels in Luang Prabang niet al te hoog zijn. De reden hiervan is dat de tempels meestal door vrouwen zijn gebouwd; de mannen werden/worden veelal monnik. Bij tempels zie je vaak vrouwtjes zitten die offergaven voor de tempels verkopen. Het zijn vaak tot een punt gevouwen bladeren versierd met gele en oranje Afrikaantjes, de boeddhistische kleuren, en er wordt nog een wierookstokje en/of een klein oranje kaarsje bijgestoken.

Naast het Koninklijk Paleis ligt een van de mooiste tempels van Luang Prabang, de Wat Mai. Met de bouw van de Wat Mai ofwel ‘nieuwe tempel’ werd in 1823 begonnen en het duurde 70 jaar voordat de tempel in gebruik kon worden genomen. De sim heeft een vijfdelig dak, de kenmerkende stijl van Luang Prabang. Aan het aantal torentjes op het dak is te zien dat de tempel zou zijn gebouwd in opdracht van een monnik, we tellen namelijk drie torentjes. Heel opvallend aan de sim zijn de zwarte pilaren met goudkleurige decoraties. Maar het mooist is wel de vergulde façade. Op een verguld bas-reliëf wordt het verhaal verteld van Phravat, een van de laatste reïncarnaties van Boeddha. verder zijn er voorstellingen te zien uit het Ramayana-epos. Opmerkelijk zijn de scènes uit het dagelijks leven met traditionele huizen, wilde dieren en olifantenprocessies. Het hoofdaltaar van de sim staat vol met Boeddhabeelden met centraal op het altaar een groot Boeddhabeeld. De wanden van de sim zijn rood gekleurd. De bovenste randen van de wanden zijn versierd met duizenden vergulden Boeddha’s in amuletvorm. Aan de linkerkant van het hoofdaltaar is nog een altaar met een smaragden Boeddha…. we betwijfelen of die echt van smaragd is, het ziet er een beetje plastic-achtig uit. Mocht die Boeddha echt van smaragd zijn zou hij zeker op het hoofdaltaar prominent aanwezig zijn geweest. Bij de tempel lopen we nog langs de monnikenverblijven waar de oranje gewaden aan de waslijn hangen te drogen.

Na de lunch vertrekken we rond 13:00 uur voor een tocht door een bergachtig landschap naar een Hmong-dorp, Ban Long Lao. De Hmong zijn één van de minderheden in Laos. De Hmong wonen op grote hoogte, daar waar de papavers goed gedijen. Uit deze planten wint men opium, eigenlijk de enige bron van hun inkomsten. Verder leven ze van het verbouwen van droge rijst, kippen, buffels, houden van varkens en de jacht. De Hmong zijn in de regel halfnomaden, ze trekken weg als de grond is uitgeput. Een dorp van de Hmong is gewoonlijk gebouwd op een open plek tegen een berghelling. De huizen zijn van hout of bamboe en staan op de grond in plaats van op palen. Elk huis heeft een woonkamer en één of twee slaapkamers. In hun huis nemen de haard en het huisaltaar een vooraanstaande plaats in. De huizen van de Hmong hebben geen ramen of raamopeningen. Wel hebben ze twee deuren. Maar één van de twee deuren wordt gebruikt. De andere deur alleen bij zeer speciale gebeurtenissen. In dit dorp wonen zo’n 75 families. De meisjes worden al op zeer jonge leeftijd (14-15 jaar) uitgehuwelijkt om direct kinderen te baren. Een kind krijgt een kind is hier echt  van toepassing. De meeste Hmong doen aan voorouderverering. Ze hebben geen eigen schrift en hun geschiedenis en cultuur wordt van generatie op generatie mondeling doorgegeven.

Als we in het dorp aankomen worden we al direct welkom geheten, door een soort van welkomstcomité, een groepje kinderen. Een van de kinderen draagt nog een baby achter op haar rug. Ze spelen met plastic flessen. We hebben al snel in de gaten dat dit een van de weinige kinderen zijn die we hier zien, die spelen. Voor de rest worden de kinderen overal voor ingezet. Een kind kan hier geen kind zijn maar moet hard mee werken om te overleven. Op de daken liggen manden waarin de rode pepers drogen. Een stukje verder zien we twee jonge meisjes een kool snijden met grote messen. Wat verderop zien we een meisje haar zusje op de rug dragen. Dan weer een kind dat rijst aan het schudden is. De gids vertelt dat hoogst waarschijnlijk de moeders van deze kinderen opium aan het roken zijn.

Zo’n tien jaar geleden is er een weg door de bergen aangelegd naar deze afgelegen woongemeenschap en men heeft nu ook elektriciteit.

Onlangs is in dit dorp een centrale waterplaats aangelegd zodat de Hmong nu ook stromend water hebben.

Hierna rijden we naar een ander dorp waar de Khamu wonen. De Khamu leven op berghellingen tot zo’n 1000 m hoogte. Ze wonen vaak met de gehele familie in longhouses op palen; waarbij ieder gezin zijn eigen ‘appartement’ heeft. Ze leven van zwerflandbouw en trekken weg als de bodem is uitgeput. Het is opvallend dat je hier veel jonge mensen ziet. Iedereen is druk bezig met het bundelen van de lente-uitjes voor de markt. Ondertussen kauwen de ouderen heerlijk op een betelnoot.

Wij rijden weer terug naar Luang Prabang. We drinken nog iets aan de Mekong, waar de mannen druk bezig zijn met hun visvangst van de dag binnen te halen. De zon gaat langzaam onder.
We nemen afscheid van Phet, een supergids die alles deed om het ons naar de zin te maken. Om 17:00 uur rijden we naar de luchthaven van Luang Prabang voor onze vlucht naar Vientiane. We zullen weer even moeten wennen aan de drukte van de stad, wat was Luang Prabang de moeite waard!
Om 19:35 uur landen we op de luchthaven van Vientiane en er staat deze keer wel iemand ons op te wachten. Een ‘oude bekende’ Nong die in Vientiane onze gids was. We rijden naar het Settha Palace Hotel en eten nog iets in het restaurant. We maken het niet te laat want morgen moeten we weer op tijd op voor de volgende etappe van onze reis….Cambodja.