Costa de la Luz

RONDREIS ANDALUSIË

In het zuiden van Spanje tussen de grens met Portugal en de Straat van Gibraltar, ligt de Costa de la Luz. De naam Costa de la Luz betekent letterlijk vertaald lichtkust. Dat komt onder andere doordat deze regio bekend staat om het meeste aantal zonuren in het jaar van heel Europa. De stranden langs de kust zijn hagelwit en door de weerspiegeling van de zon op het zeewater van de Atlantische Oceaan lijkt het alsof de zon hier feller schijnt dan waar ook. Maar de Costa de la Luz heeft zoveel meer te bieden zoals het stadje Medina Sidonia en de antieke Romeinse stad Baelo Claudia gelegen aan de kust. Sluit je bezoek in deze streek af met het dorpje Vejer de la Frontera. 

ARCOS DE LA FRONTERA – MEDINA SIDONIA – BOLONIA – VEJER DE LA FRONTERA

14 MAART 2018

Deze ochtend is het erg bewolkt en donkere wolken pakken zich weer samen boven het dal. Om 9:15 uur checken we uit. José Antonio en Iván staan ons buiten al op te wachten. Zoals altijd is er een vriendelijk weerzien. José, eerst nog bang om Engels te praten wordt steeds losser, maakt grapjes en probeert zijn Engels steeds verder uit. John heeft weer zijn vaste plek voorin de auto om onderweg te filmen. Kortom we zijn klaar om Arcos de la Frontera te verlaten. Voor de laatste keer rijden we door de zeer nauwe straatjes naar beneden. Vanaf de weg kun je eigenlijk veel beter zien hoe hoog Arcos de la Frontera ligt en hoe moeilijk deze vesting was te nemen door de Christenen; hoewel het uiteindelijk in 1264 toch lukte. Het gebied wat we vandaag doorkruisen heeft veel welvaart doorgemaakt door de landbouw en veeteelt die hier plaats vond en nog steeds wordt beoefend. Vanwege de welvaart werden er veel kerken gebouwd zoals ook in het stadje Medina Sidonia wat we bezoeken. Medina Sidonia ligt op de top van een kegelvormige heuvel. De stad werd in 1264 veroverd op de Moren door Alfonso X en tijdens de 15e eeuw werd het geslacht Guzman gevestigd als de hertogen van Medina Sidonia om het gebied tussen deze plaats en de Baai van Cadiz te verdedigen. We lopen door het stadje wat een totaal andere sfeer uitstraalt als Arcos de la Frontera. Geen smalle straatjes en de kerkelijke gebouwen staan niet in het oude centrum. Het oude centrum wordt gedomineerd door het stadhuis met een groot plein ervoor. De stad is ook bekend om zijn mierenzoete gebak.

We rijden via een heuvelachtig landschap waar kurkeiken staan. Groene heuvels vol met bloemen en koeien brengen ons naar de kust. We maken een stop bij Kaap Trafalgar vernoemd naar de Slag van Trafalgar die hier op 2 oktober 1805 plaats vond. Het was de belangrijkste zeeslag tijdens de Derde Coalitieoorlog tussen het Verenigd Koninkrijk en het Franse keizerrijk van Napoleon. Deze overwinning van de Britten had gevolgen tot ver in de twintigste eeuw. Een vloot van de Britse Royal Navy, bestaande uit 27 linieschepen en geleid door Horatio Nelson vernietigde op 21 oktober 1805 een Frans-Spaans eskader, bestaande uit 33 linieschepen onder leiding van de Franse vice-admiraal Pierre de Villeneuve in een slag bij Kaap Trafalgar (Spanje, zeventig mijl ten noordwesten van Gibraltar) en verzekerde zo, voor een periode van meer dan honderd jaar, de heerschappij over de golven voor de Britten. Hierdoor konden zij, en niet de Fransen, een wereldrijk uitbouwen dat India, Canada, Hongkong en Singapore omvatte en bleef Londen het Europese financiële centrum. De kust hier is nog niet bedorven door het massatoerisme. Vanwege het feit dat dit lange tijd een militaire zone is geweest, is er nooit gebouwd. Nu wordt het ook niet meer toegestaan door de overheid. Gelukkig maar! Het waait enorm hard en de vuurtoren staat statig tussen de rotsen en de door de wind gevormde zandheuvels.

Via een landschap dat compleet wordt overheerst door wind turbines, gelegen ten noorden van Tarifa, rijden we door de dorpjes Barbate en Zahara de los Atunes. Deze dorpjes leven hoofdzakelijk van de visvangst op tonijn. Het blijkt dat de tonijn op hun tocht naar de Middellandse zee door de straat van Gibraltar trekken. De vissers spannen over de breedte netten en vangen zo de tonijn vrij eenvoudig. We rijden door een prachtige streek vol met pijnbomen die van bovenaf er uitzien als broccoli-stronken. In dit gebergte omzoomd door kliffen was in de vroegere tijden een aparte fokkerij. De ontdekkingsreizigers hadden naast groente, wat in deze streek er in overvloed was, ook proteïnen nodig op hun reis. Hun manier op proteïnen tot zich te kunnen nemen op hun reizen was door duiven aan boord mee te nemen. Zij zorgden voor eieren, mest voor de groente die aan boord werden geteeld en natuurlijk vlees. De fokkerij die hier nog steeds staat, helaas gesloten, fokten de duiven. Op een reis kon men makkelijk 15.000 duiven meenemen.
We rijden verder naar de plaats Bolonia waar we een bezoek brengen aan de antieke Romeinse stad Baelo Claudia die in de 2e eeuw voor Christus werd gevestigd aan de kust, ongeveer 22 km van Tarifa aan de Costa de la Luz. In de verte kun je Marokko vaag zien liggen. In de Romeinse tijd maakte Baelo Claudia deel uit van de provincie Hispania Baetica. De stad werd ongeveer 2000 jaar geleden gesticht en was oorspronkelijk een vissersplaats. In de tijd van keizer Claudius was de stad erg welvarend, maar door een aantal aardbevingen raakte zij in verval. In de 6e eeuw werd de stad verlaten. De stad werd tegen het einde van de 2e eeuw v.Chr. gesticht. Zijn ligging, in de buurt van de Straat van Gibraltar, op relatief korte afstand van Tanger, was erg gunstig voor de handel met Noord-Afrika. Hoewel Baelo Claudia mogelijk een bestuurlijke functie had waren de handel, de visvangst, het pekelen van voedsel en de productie van garum de belangrijkste inkomstenbronnen. Garum is een vissaus die door de Romeinen bijzonder werd gewaardeerd. De stad had een fabriek waar de saus werd geproduceerd. Door de productie van garum kreeg Baelo Claudia een zeker aanzien en van keizer Claudius de status van municipium toegekend. De stad bereikte haar grootste bloei tijdens de 1e eeuw v.Chr. en de 2e eeuw n.Chr. Toen werd zij getroffen door een vloedgolf, die een groot deel van de stad vernielde. Hoewel de stad een kleine opleving kende, werd ze in de 6e eeuw verlaten. 

De resten van stad geven je een goed overzicht van hoe een Romeinse stad eruit gezien moet hebben. In Baelo Claudia zijn de kenmerkende elementen van een Romeinse stad bewaard gebleven. Er is een cirkelvormige verdedigingsmuur rond de stad met een hoofdpoort. Ook is er een forum waar een aantal gebouwen met een bestuurlijke functie is te vinden zoals de curia (het raadsgebouw) en het gerechtsgebouw. Ook zijn er een aantal tempels te vinden, zoals de tempel van de Egyptische godin Isis, maar ook tempels voor de Romeinse goden Juno, Jupiter en Minerva. Ten slotte zijn ook resten van winkels, badhuizen en een theater gevonden. De stad werd door drie aquaducten van water voorzien en had haar eigen bedrijfsterrein waar zich de installaties voor de productie van garum bevonden.

De garum heeft in dit gebied nu plaats gemaakt voor de handel in vis (tonijn) en hasj, dat vanaf Marokko het land wordt binnengebracht met bootjes. We lunchen heerlijk in een visrestaurant Otoro genaamd, met aan de ene kant de zee en aan de andere kant de Romeinse stad.

Na onze lunch rijden we naar onze overnachtingsplaats voor vandaag Vejer de la Frontera, gelegen op een heuveltop. We slapen in het hotel Califa. Om 17:00 uur nemen we afscheid van Iván, de komende dagen hebben we andere gidsen. Het hotel is een labyrint en we moeten echt elke keer zoeken om het restaurant, receptie of bar te vinden. We maken nog even een klein rondje door de stad voordat het donker wordt. Ook dit kleine dorpje heeft een Plaza de España met een mooie fontein en het oude centrum is ommuurd. We hebben hier de junior suite waar je nauwelijks je kont kunt keren……de service is niet wat je echt service kunt noemen. De dame bij de receptie is blijkbaar te moe om ook maar te zorgen dat onze koffers op onze kamer terecht komen. Dus na onze wandeling slepen we zelf maar onze koffers naar onze kamer…..dat hebben we nog nooit ergens meegemaakt. Het zal wel de Marokkaanse invloed zijn die hier overal merkbaar is. Als je de menukaart bekijkt lijkt het wel of je in Marokko bent. Verja de la Frontera heeft zijn Moorse karakter duidelijk bewaard. We kunnen niets meer eten in het restaurant omdat we hadden moeten reserveren. Dat is natuurlijk moeilijk als je pas ’s middags om 17:00 uur aankomt. Om de hoek van het hotel is een winkeltje waar we heerlijke payoyo-kaas en Ibérico ham halen. Dat is combinatie met de fles sherry die we gisteren hadden gekocht is een perfecte combinatie! Heerlijk!