Ronda

RONDREIS ANDALUSIË

De geschiedenis van Ronda gaat terug tot de prehistorie maar hierover is niet veel terug te vinden. De oorsprong van het stadje Ronda is terug te herleiden tot de Kelten die voor onze jaartelling een groot deel van Spanje in hun bezit hadden. Later is de stad in handen geweest van de Feniciërs, de Grieken en de Moren. Hiervan hebben de Moren de grootste stempel op het stadje gezet. Indertijd was Ronda de hoofdstad van de provincie Andalusí. De Christenen veroverden in de vijftiende eeuw Ronda op de Moren. Ronda ligt in de provincie Malaga in de regio Andalusië in het zuiden van Spanje, circa 100 kilometer ten westen van de stad Malaga. Ronda heeft een schitterende ligging op  de rand van een kloof in de bergen op een hoogte van 723 meter. Door de stad loopt de Guadalevin Rivier, de rivier heeft een steile kloof uitgesleten met een diepte van zo’n 100 meter, over de Tajo de Ronda kloof liggen drie bruggen.

SEVILLA – RONDA – ARCOS DE LA FRONTERA

11 MAART 2018

Om 8:00 uur zitten we moederziel alleen in de ontbijtruimte. De kakelende Spanjaarden liggen nog in diepe rust. Heerlijk om eens rustig te ontbijten. Om 9:00 uur checken we uit en José Antonio, zoals altijd goedlachs en vriendelijk, staat ons al weer op te wachten om ons naar Ronda te brengen. Een ritje van 1:45 uur hebben we voor de boeg, zo’n 125 km. Het is zondag en dat kun je meteen op de weg merken. Af en toe komen we een ‘verdwaalde’ auto tegen. We maken onderweg een stop bij een kasteel maar de harde wind en regen maakt het onmogelijk om het te bezoeken. We rijden maar weer door, helaas. Hoe dichter we bij Ronda komen hoe slechter het wordt. Op sommige plaatsen zijn grote rotsblokken naar beneden gekomen en liggen op de weg. Om half twaalf arriveren we in Ronda, het is 7 graden! Koud, erg veel wind en de regen komt met bakken naar beneden. Ronda is een stadje dat vanwege de ongelooflijke ligging vaak op het programma van toeristen staat. Zo ook op ons lijstje. Ronda ligt aan de rand van El Tajo, een diepe kloof uitgesneden door de Rio Guadalevir, waarvan de hoge steile wanden uit elkaar gedrukt lijken te worden door de Puente Nuevo ofwel de nieuwe brug uit de 18e eeuw. De brug verdeeld de stad in het oude centrum en het ‘nieuwe’ gedeelte. Onze gids Jesus staat ons al op te wachten in het nieuwe gedeelte van de stad. Jesus is een vlotte vent, van zo’n 40-45 jaar oud en we moeten een planning maken van wat we kunnen zien met dit slechte weer. We moeten eerst schuilen want de regen en wind groeien uit tot een heuze storm. We besluiten om eerst maar naar het Plaza de Toros te gaan met museum. Dit is de op een na oudste stierenvechtersarena van Spanje. Het is hier dat de legendarische matador Pedro Romero halverwege de 18e eeuw de regels en de sierlijke bewegingen van het stierenvechten ontwikkelde. Het stierenvechten vond zijn oorsprong bij de Moren die rond 1100 het bevechten vanaf stieren naar Spanje bracht. Toen de Moren waren verdreven werd het bevechten van stieren door militairen gedaan met geweren. Pedro Romero maakte van het stierenvechten een kunstvorm. Zo heeft een stierenvechter, torero, een heel team dat hem helpt in de arena om de stier uiteindelijk te doden. Je hebt een roze en een rode cape. In het begin wordt de roze cape gebruikt die de torero om zijn schouders heeft. Met de rode cape, muleta, die het gevaarlijkst is wordt de stier pas echt uitgedaagd. Dit is ook het gevaarlijkst voor de torero want de stier die geen kleur ziet, alleen bewegingen, kan een keuze maken uit de rode lap of de torero. Soms loopt het verkeerd af en is de stier de baas. Maar als de torero het lukt om twee stieren op een avond in de arena te doden krijgt hij een oor van de stier. Is hij erg goed dan kan het publiek beginnen te zwaaien met witte zakdoekjes waarop de voorzitter van de arena hem het tweede oor van de stier kan toekennen. Heeft de toreador uitmuntend gevochten, wat maar zelden gebeurd, wordt ook de staart van de stier afgesneden en aan de toreador overhandigd. Het kostuum van de torero is een zijden pak, geborduurd met gouden lovertjes en zit nauw sluitend om zijn lichaam zodat een hoorn van een stier nooit er achter kan blijven hangen en verwondingen aanrichten. Een goede stierenvechter kan met zijn team op een avond, natuurlijk afhankelijk van de grootte van de arena/aantal toeschouwers ca. 100.000 euro verdienen. In de wintermaanden gaan deze toreadors vaak naar Mexico of Peru waar het stierenvechten ook erg populair is. In het museum hangen kledingstukken van de toreadors en affiches. Ook bezoeken we de zalen waar allerlei wapens liggen die in de oude tijden door de militairen werden gebruikt. We bezoeken de arena, die een van de oudste is van Spanje en qua grootte de grootste is, niet qua aantal toeschouwers maar qua oppervlakte van de arena zelf. Ook zien we de plaats waar de stieren worden onder gebracht voordat het gevecht begint en vanwaar ze arena worden binnengelaten. De vechtstieren worden speciaal gefokt op agressiviteit en moed. Een stier weegt ongeveer 500 kg!

Onze chauffeur José, die in Ronda woont, komt ons met de auto ophalen omdat het weer zo slecht is en brengt ons naar de kerk Santa Maria la Mayor in het oude centrum. Een minaret en een gebedsnis zijn nog over uit de 13e eeuwse moskee die ooit op de plaats van deze kerk stond. Alleen in Ronda staan er maar liefst 15 kerken. Op het moment dat we de kerk binnengaan is er om 13:00 uur een dienst begonnen. De ene helft van de kerk is overduidelijk barok met veel vergulde altaren en een groot schilderij van de patroonheilige van de kerk namelijk de Heilige Christoffel, de patroonheilige van de reizigers. Het andere gedeelte waar de dienst aan de gang is, is in Renaissance stijl met een grote lamp. Ook hier merken ze dat het kerkbezoek steeds minder wordt. Maar hoe worden dan toch al die kerken onderhouden? Heel eenvoudig, elke Spanjaard betaalt sinds 1937 middels een wet van Franco, via de belasting 0,7% extra. In juni kan elke inwoner bepalen wat er met dat geld wat iedereen betaald wordt gedaan. Of het gaat naar de kerk of naar een sociaal doel. Of ieder 50%. Om hun zonden af te kopen kiest nagenoeg elke Spanjaard dat de 0,7% naar de kerk moet gaan.

Jesus neemt ons vanwege de regen ook nog maar even mee naar het Museo Municipal. In een ruimte hebben ze een oud plafond uit een moskee geplaatst wat anders onder het stucwerk zou verdwijnen, maar ook oude munten, opgravingen en een mal waar zwaarden mee werden gemaakt. Het laatste is wel het pronkstuk van het museum. Het museum is gevestigd in een huis dat stamt uit de tijd na de Moren. In het oude centrum van Ronda leefden 9000 moslims. Hun huizen waren erg klein. Toen hun eigendommen werden toegeëigend door de Christenen vonden ze een moslimhuis veel te klein en eigenden ze zichzelf wel drie of vier of meer huizen per persoon toe. Op dezelfde ruimte waar eens 9000 moslims woonden leefden er daarna maar slechts 1000 ‘christenen’. Via een oorspronkelijke binnenplaats uit die tijd lopen we naar de tuin met een mooi uitzicht op Ronda. Hier kun je ondanks het slechte weer goed zien dan Ronda in een soort ronding van bergen is ingesloten. We schuilen nog even in het museum en lopen dan naar een tuin met een mooi uitzichtpunt op de omgeving, watervallen, wijngaarden en een zwarte lucht…. Dat is dan weer minder.

Maar wonder boven wonder als we HET hoogtepunt van Ronda gaan bekijken is het droog. Er was eerst maar een brug in Ronda, de zgn. oude brug die de stad in twee delen opsplitsen door de kloof. Dus als men van de ene kant naar de andere kant van de kloof moest moest men via de kloof naar beneden en weer naar boven. In de 18e eeuw werd de nieuwe brug gebouwd, Puente Nuevo, met een hoogte van 98 meter die de twee stadsdelen met elkaar verbond. Vaak wordt gesteld dat de brug 200 meter hoog is, maar dat kan naar het rijk der fabelen. Men telt dan namelijk ook de diepte van de kloof 103 meter bij de hoogte van de brug bij elkaar op. In de brug was tot 1951 een gevangenis in gebruik. 

Om half drie nemen we afscheid van Jesus en gaan we lunchen in het restaurant Puerte Grande op advies van Jesus. We lunchen heerlijk en om 15:45 uur komt José Antonio ons weer ophalen om ons naar de eindbestemming van vandaag te brengen het stadje: Arcos de la Frontera. Het is bar en boos onderweg. We kunnen niet de gebruikelijke weg nemen omdat de weg opeens is afgesloten vanwege naar beneden vallende rotsblokken. Dus moeten we in de storm ook nog een omweg maken. Overal zie je water, water, water. Het blijkt dat er in deze streek op jaarbasis zo’n 450 mm water valt. Nu is in 8 dagen al 845 mm gevallen en het eind is nog niet in zicht.

Rond half 6 arriveren we bij de Paradores door zeer smalle straatjes. De Paradores ligt boven op een berg dat voor een prachtig uitzicht garant staat. Op de berg naast ons, vanwaar we vanuit het terras en vanuit onze kamer op uit kunnen kijken staat de kerk San Pedro. De terrasdeuren kunnen we niet openen vanwege de enorme harde wind. Hopelijk wordt het morgen beter als we dit gebied verder gaan verkennen.