Palmyra

RONDREIS SYRIË

Palmyra ligt midden in de woestijn en is ontstaan door de aanwezigheid van een oase. Midden in de Syrische steppewoestijn, aan de voet een kalkrots, ontspringt de zwavelhoudende bron Afqa waar omheen later de stad Palmyra ontstond. Een andere naam voor de stad was: Tadmur, bijgenaamd Stad van Duizend Zuilen. Deze toenmalige oase op de zijderoute werd steenrijk doordat de inwoners reizende handelaren bescherming boden tegen overvallen van bedoeïenen. Zelf noemden ze hun stad Tadmoor, letterlijk wonder of mirakel. De geschiedenis van de stad gaat terug tot het tweede millennium voor Christus. Hij werd door Alexander de Grote veroverd en na zijn dood bij het koninkrijk der Seleuciden gevoegd. Toen de rijke oase, gelegen tussen de Romeinse provincie Syrië en Mesopotamië, rond 30 v.Chr. de aandacht trok van de Romeinen, noemden zij het Palmyra, stad van de palmbomen. Van 260 tot 267 bewees de toenmalige koning van Palmyra, Septimius Odaenathus zijn bondgenoot, de Romeinse keizer Gallienus, enorme diensten door onder meer in 260 de Perzen van het Romeins grondgebied te verdrijven en Mesopotamië voor de Romeinen te heroveren. In 266 versloeg Odaenathus koning Shapur I, een van de grootste Romeinse vijanden. Het bondgenootschap sloeg echter om in vijandschap nadat in 267 de koning en zijn zoon werden vergiftigd. De ambitieuze koningin Zenobia, die haar man Odaenathus opvolgde en Gallienus verdacht van de moord op haar man, bestreed de Romeinen tot in Egypte. Zij moest uiteindelijk het onderspit delven en het gevolg was dat het machtige Palmyra werd verwoest.

DEIR EZZOR – PALMYRA

19 OKTOBER 1995

We hebben vandaag een vrije ochtend. Op zichzelf fijn als je een beetje in de ‘bewoonde wereld’ zat. Maar er is hier niet veel te beleven dan het uitzicht op de Eufraat. Na de lunch vertrekken we om 14:00 uur naar Palmyra.

We komen rond 15:30 uur aan in Palmyra en bezoeken de indrukwekkend Colonadestraat. Overal lopen kamelendrijvers rond die de toeristen graag verleiden om een ritje te maken op hún kameel, of voor dat je het weet ben je aangekleed als bedoeïenen-vrouw. Het is duidelijk, Palmyra leeft van het toerisme maar op een heel vriendelijke manier met altijd een grote glimlach op de gezichten van de plaatselijke bevolking. 

Om 17:30 uur arriveren we bij ons ‘super de luxe Hilton hotel’ Oriënt Hotel genaamd. De stroom is uitgevallen, dat gebeurd wel meer en met een paar kaarsen en een aansteker komen we een heel eind. Laten we het maar zo uitdrukken, de kamer en alles is zeer ‘basic’.
In de hoofdstraat eten we op een terrasje. De temperatuur is nog steeds heerlijk en na het eten wandelen we nog even door de stad. De mensen zijn hier nog niet verpest door het toerisme. Ze zijn reuze gastvrij. We nemen nog even een ‘afzakkertje’ bij de overbuurman. Ik wil graag een kopje thee met een koekje. Koekjes hebben ze niet, maar de eigenaar springt op zijn fiets en we zien hem voorbij rijden en even later zit ik aan de lekkerste kleine gebakjes bij de thee. Wat wijn??? Hebben ze niet, maar de eigenaar springt weer op zijn fiets en gaat ergens wijn halen. Hij is blijkbaar zo blij dat we wijn willen drinken want als wij een glaasje wijn drinken, zit hij achter in zijn zaakje in een theekopje wijn mee te drinken. Als moslim mag hij geen alcohol drinken. Als we afrekenen en hem iets extra’s geven krijgen we nog een souvenir van hem, een klein beeldje van een kameel en grote oorbellen en hij blijft maar zwaaien als we gaan. We denken dat hij diezelfde avond het restant van de fles nog soldaat heeft gemaakt.

PALMYRA

20 OKTOBER 1995

Om 7:00 uur staan we op. Na een ‘heerlijk ontbijt’, een ronde lap brood met een of ander smurrie erop en een kopje thee nemen we afscheid van ons ‘Hilton Hotel’.
We brengen eerst een bezoek aan het nationaal museum van Palmyra. In dit museum zijn verschillende zgn. sluitstenen (bas-reliëfs) te zien die bij de graftombes in de woestijn werden toegepast. In de buurt van Palmyra is de vallei van de graftombes met drie soorten graven, torengraven, tempelgraven en ondergrondse graven. In grote vierkante graftorens, met zelfs vier verdiepingen, konden ongeveer 300 doden worden bijgezet. In de loop van de Romeinse keizertijd ontstond een andere manier van begraven, namelijk de grafhuizen en ondergrondse grafkamers, De doden werden daarin horizontaal bijgezet in nissen, die aan de voorzijde werden afgesloten met een gebeeldhouwde sluitsteen met daarop een buste van de dode, soms vergezeld van een kind.

Hierna bezoeken we de Tempel van Bel. Bel (of Baäl) is oorspronkelijk een Babylonische hoofdgod die vereenzelvigd werd met de Griekse Zeus en de Romeinse Jupiter. De tempel dateert uit de 1e eeuw. Het tempeldomein is volledig ommuurd. De muren hebben een lengte van 205 m. Langs de binnenzijde van de muren staan Korinthische zuilen. Centraal is er een cella. Een cella was de plaats waar een beeld van de God stond. Ook het altaar bevindt zich binnen de cella. In de twee nissen (tegen over elkaar) in de cella bevinden zich op een grote steen de afbeeldingen van de goden Bel, Jarhibol (zon) en Aglibol (maan). Hier werden ook dieren geofferd en religieuze ceremonies gehouden. In de andere nis is het plafond in het midden versiert met een buste van Jupiter en de zes planeten, omgeven door de tekens van de dierenriem. De gaten in de muren zijn ontstaan doordat men het verankeringsmateriaal nodig had om munitie te maken tijdens aanvallen.

De necropolis van Palmyra situeert zich buiten de stad zowel in het noorden, het westen als het zuiden. In de oudheid begroef men zijn doden altijd buiten de stad. Alle Palmyreense graven zijn familiegraven. In de graftorens of ondergrondse grafkamers, hypogeums genaamd, werden tientallen doden bijgezet. Bij de familie hoorden ook de dienaren en hun belangrijkste slaven. In de gleuven in de muren werden in lagen boven elkaar de sarcofagen geschoven. De korte kant die zichtbaar bleef werd afgedekt met een plaat waarop de portretbuste van de overledene werd afgebeeld.
Het hoofd van de familie lag begraven in een pronksarcofaag in een centrale nis van de grafkelder of -toren. Op de deksel van de sarcofaag was hij zelf afgebeeld, liggend aan een banket in gezelschap van zijn vrouw en kinderen.

We lunchen in Palmyra. We starten met een zgn. mezze. Dit zijn allerlei kleine voorgerechten die tegelijk worden opgediend, zoals een puree van kikkererwten, salade van gehakte peterselie met tomaat en natuurlijk de ronde platte broodplakkaten. Daarna krijgen we een bordje met geroosterd schaap en als toetje een kounafa, gebakje met vulling van pistache, kaas en room.
Palmyra is eigenlijk alleen een grote hoofdstraat met de nodige winkeltjes waar overal dadels te koop zijn of kleden. Maar we zien ook de plaatselijke keurslager. Een kamelenkop hangt aan een haak te bengelen. Bij wie zou hier vanavond een stukje vlees van op zijn bord liggen….. Palmyra is een mooie stad die op ons een grote indruk heeft gemaakt.