Bushmen

SAFARI TANZANIA

De Hadza is een modern jager-verzamelaarsvolk dat in het noorden van Tanzania leeft ook wel de Bushmen genoemd. Ze worden beschouwd als een van de laatste jager-verzamelaarsstammen in Afrika met ongeveer 1.300 stamleden . Hun geboorteland omvat de Eyasi- vallei en de nabijgelegen heuvels. De Hadza blijft een belangrijke studiefocus voor antropologen , omdat ze een moderne link vormen met manieren van menselijk bestaan ​​en overleven die grotendeels door het grootste deel van de mensheid zijn verlaten .

Als een jager-verzamelaarsmaatschappij hebben de Hadza geen gedomesticeerd vee , verbouwen of slaan ze hun eigen voedsel niet op. De Hadza overleven door op hun voedsel te jagen met handgemaakte pijlen en bogen en op zoek te gaan naar eetbare planten. Het Hadza – dieet is voornamelijk plantaardig, maar bestaat ook uit vlees, vet en honing. Ze creëren tijdelijke schuilplaatsen van gedroogd gras en takken, en ze bezitten weinig bezittingen .

EYASI VALLEI

27 OKTOBER 2000

Om 7:00 uur staan we op en na een licht ontbijtje vertrekken we om 9:00 uur bepakt met lunchboxen naar de Bushmen. We kunnen geen hoogte krijgen van onze gids Anthonie. We hadden gisteren afgesproken dat we om 8:30 zouden vertrekken maar Anthonie komt pas om 9:00 uur aanzetten met een warrig verhaal (smoes) dat het gisterenavond te laat was geworden omdat hij oude vrienden had ontmoet. We geven hem het voordeel van de twijfel.
Via erg slechte wegen en niets anders dan stof happen hebben we in twee-en-een half uur pas 55 km afgelegd. Bij een oud gebouwtje stoppen we en Anthonie vraagt of we een bijdrage willen leveren aan de gezondheidszorg van de Bushmen die vanuit deze locatie wordt geregeld. In dit zelfde gebouw is ook een gids uit een klein naburig dorp die ons het laatste stuk ‘weg’ naar de Bushmen zal wijzen. Eenmaal aangekomen op de juiste plek, gaan de plaatselijke gids en Anthonie onderhandelen of de Bushmen bezoek wensen van blanken. We worden “goedgekeurd”, waarschijnlijk omdat we sigaretten bij ons hebben en die aan ze geven.
De Bushmen is de kleinste stam in Tanzania die de kliktaal spreekt. De plaatselijke gids spreekt die taal ook. Dus we kunnen met elkaar communiceren. Ze demonstreren ons de kunst van het vuur maken met behulp van bladeren en takjes. Door de wrijving van hout op hout maken ze vuur wat door de droge bladeren vlam vat. Zo de eerste menthol sigaretten worden aangestoken en ze paffen er lustig op los. De Bushmen wonen en leven in de open lucht. De Tanzaniaanse regering heeft in het verleden huizen voor de Bushmen gebouwd. De Bushmen hebben slechts één week in de huizen gewoond en waren weer in de natuur te vinden. Alleen in de regentijd en om eventuele zieken en zwakken extra bescherming te bieden, bouwen ze een soort schuilplaats van takken en bladeren. De hoeveelheid voedsel op een plek bepaalt de duur van hun verblijf op die plek. Ze zijn echt één met de natuur.
De Bushmen begraven hun overledenen niet maar leggen de lijken in de buitenlucht waarna roofdieren en -vogels zich over het lijk ‘ontfermen’. Om het lijk wordt een aarden wal gebouwd waarin de voorwerpen worden gelegd die de overledene droeg of gebruikte tijdens zijn leven. Na het overlijden van een lid van de stam of na een doodgeboorte (wat veelvuldig voorkomt), verhuist de gehele stam vrijwel onmiddellijk naar een andere locatie. De oudste van de stam gaat na een tijd nog eenmaal terug naar de plek waar de overledene is achtergelaten om de voorwerpen van de overledene op te halen. Wat er nog van het lijk over is….wordt dan toegedekt met de aarde van de wal en door de wilde dieren opgegeten. Nu begraven ze hun overledenen. Momenteel is scholing erg belangrijk voor de Masai. Door de industrialisering wordt hun leefruimte steeds verder verkleind. Door de scholing kunnen ze ook plaats nemen in de regering en voor hun rechten en belangen opkomen.

De Bushmen leven van de jacht (met pijl en boog) en eetbare gewassen, veelal knollen. Het stamhoofd en een paar andere mannen demonstreren ons hoe ze te werk gaan met de jacht. Eerst krijgen we een demonstratie schieten met pijl en boog. Als ze op jacht gaan wordt de punt van de pijl ingesmeerd met een dodelijk gif, meestal met de sappen van de euphorbia-plant (wolfsmelk). Degene die een dier doodt, mag de huid dragen als een soort jas als het koud is en meestal maken ze van de staart een soort tulbandje wat met trots wordt gedragen. Het vlees van het gedode dier eten ze op met uitzondering van hyenavlees omdat dat vlees niet goed verteerbaar blijkt. We lopen naar een open vlakte en jawel daar komen de pijl en bogen tevoorschijn. Het in ongelooflijk met wat voor een precisie ze kunnen schieten. Natuurlijk is er de nodige hilariteit als John en ik het mogen proberen en er niets van ‘bakken’.
We lopen met de Bushmen verder door de vlakte en ze laten ons allerlei vruchten zien die eetbaar zijn en waar wij westerlingen aan voorbij lopen. Voor hun bepaalt ook de tijd dat bepaalde bomen vruchten dragen waar ze wonen. Een van hun favoriete bomen is de baobab-boom, door de soort vruchten die hij draagt. Het zijn net een soort Duyvis pinda’s maar dan zonder enige smaak. Met het grootste gemak klimmen ze op hun blote voeten de boom in om de vruchten te plukken. Als er geen vruchten zijn te vinden eet men vaak een soort zoete aardappel. Het is de taak van de meisjes om die op te graven. Als een meisje vruchtbaar is, trouwt ze. De bruidsschat kan bestaan uit een baviaan of een impala en vijf bekers honing. Scheiden is niet mogelijk en men huwt met één vrouw.
Ze kijken hun ogen uit als ze John’s videocamera zien; ze kunnen op het videoscherm namelijk ook zichzelf zien. En vooral als John inzoomt begrijpen ze niet wat er gebeurd. Maar het maakt het filmen en fotograferen een stuk makkelijker. We laten onze voorraad flessen water voor ze achter i.v.m. de enorme droogte en nemen afscheid van de Bushmen. De oudere mannen zijn nog steeds menthol-sigaretten aan het roken. Zij bedanken ons met de woorden: nobeera. Wauw, wat een ervaring was dat. 

We rijden naar het Eyasi-meer waar we onze lunchboxen openen. Och het fruit ziet er wel lekker uit maar voor de rest is het niet zo onze smaak. Maar de plaatselijke gids lust werkelijk alles en blijft maar eten en eten. We rijden weer terug naar het kleine gebouwtje en zetten de gids daar af. Wij hebben nog heel wat uren voor de boeg, door kuilen en stof.
Rond 16:30 uur zijn we weer terug bij de lodge. We zijn allemaal rood van het stof, overal zit het, in ons haar, gezicht, neus, oren, zelfs onze wimpers zijn rood… Maar na een heerlijke douche voelen we ons weer herboren. Even wat in de bar drinken en dat na het dinerbuffet. We gaan vroeg naar bed want morgen is het weer vroeg op want dan vertrekken we al om 7:30 uur naar de Serengeti.